Bijgewerkt op: 16 jan. 2019

De impact van privacy op casemanagement
In de aanloop naar de AVG (Algemene verordening gegevensbescherming) wordt veel aandacht besteed aan verzuim en privacy. VNO-NCW en MKB Nederland grijpen met het pamflet ‘Een knellend probleem: privacy versus goed werkgeverschap’ de AVG aan om aandacht te vragen voor het knellende privacy-jasje dat verzuimbegeleiding wel heel erg moeilijk maakt. Hun oproep is overigens terecht; de aanscherping van privacywetgeving heeft een enorme impact op verzuimbegeleiding. Dat geldt niet alleen voor werkgevers, maar ook voor professionele casemanagers.
Hoe privacy botst met de Wet verbetering Poortwachter
Dat aangescherpte privacyregels de begeleiding van verzuim steeds meer bemoeilijkt heeft overigens weinig met de AVG te maken. De kern van het probleem valt terug te vinden in de ‘Beleidsregels De zieke werknemers’ en het onderzoeksrapport over Abrona, twee stukken die de Autoriteit Persoonsgegevens al in 2016 publiceerde. Onder het mom van verduidelijking presenteerde de AP een strengere visie op de verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens bij verzuim. Een uitgebreide beschrijving van deze visie staat in het eerdere artikel ‘Wordt wakker: de nieuwe realiteit voor verzuimbegeleiding’. Eén van de kernpunten is dat werkgever en werknemer niet meer over mogelijkheden en beperkingen mogen praten zonder tussenkomst van de bedrijfsarts of arbodienst.
Ongeloof
Werkgevers en Arbodienstverleners reageerde zeer gemengd. Een deel had het idee dat het in praktijk wel los zou lopen. Na wat voorzichtige berichten over mogelijke nuancering werd echter duidelijk dat de AP vast houdt aan haar strenge uitleg van de Wet Bescherming persoonsgegevens. Als klap op de vuurpijl dook in november 2017 een brief van de AP op waarin de visie uit de Beleidsregels nog eens glashard werd bevestigd:
“Het standpunt van de AP is dat de werkgever niet zonder tussenkomst van de bedrijfsarts mag vragen welke taken de werknemer nog wel kan uitvoeren. De achterliggende gedachte is dat een werknemer al binnen de grenzen van de wet verplicht is om volledig mee te werken aan zijn re-integratie. Van de werknemer mag niet ook nog worden verwacht dat hij aangeeft welke (deel)taken, (deel)functies of werkzaamheden hij zou kunnen verrichten. Zou dit wel het geval zijn, dan wordt de werknemer - die financieel afhankelijk is van de werkgever - geforceerd worden om zijn eigen beperkingen en mogelijkheden vast te stellen en de uitkomst daarvan aan de werkgever te communiceren. Dat laatste is niet de taak van een werknemer en kan enkel onafhankelijk worden vastgesteld door tussenkomst van een bedrijfsarts.”
De AP zet met deze uitleg een dikke streep door één van belangrijkste onderdelen van actieve verzuimbegeleiding. Werkgever en werknemer mogen niet langer zelf afspraken over gedeeltelijke of aangepaste werkhervatting, als dit niet gebaseerd is op een advies van de bedrijfsarts of Arbodienst.
Moeten casemanagers een keuze maken?
Zoals eerder aangegeven raakt de visie van de AP niet alleen werkgevers, maar ook casemanagers. De AP maakt een onderscheid tussen wat de werkgever zelfstandig mag verwerken en wat na tussenkomst van de bedrijfsarts/arbodienst. Het lijstje wat werkgevers zelfstandig mogen verwerken is zeer beperkt:
telefoonnummer en (verpleeg)adres
vermoedelijke duur van het verzuim
lopende afspraken en werkzaamheden (voor overdracht)
valt werknemer onder een van de vangnetbepalingen van de Ziektewet valt (maar niet onder welke vangnetbepaling)
houdt de ziekte verband houdt met een arbeidsongeval
is er sprake van een verkeersongeval waarbij een eventueel aansprakelijke derde betrokken is (regresmogelijkheid)
Laten we eerlijk wezen, op basis van deze vragen kunnen werkgever en werknemer geen werkhervattingsafspraken maken. Dat lukt pas als je mogelijkheden beperkingen weet en die mogen alleen door de werkgever worden verwerkt (en voor afspraken worden gebruikt) als deze door de bedrijfsarts zijn geduid en gerapporteerd. Ook als de werknemer vrijwillig of spontaan zelf deze gegevens verstrekt, dan mag de werkgever die op geen enkele wijze gebruiken. Dit is een totale breuk met de Wet verbetering Poortwachter, waarin de werkgever en werknemer samen verantwoordelijk voor re-integratie werden gemaakt.
De gegevens die een casemanager bij verzuimbegeleiding mag verwerken is afhankelijk van zijn positie. In de ‘Leidraad casemanagement bij ziekteverzuimbegeleiding’ van de NVAB (2013) valt een duidelijke tweedeling te vinden:
“De werkrelatie bedrijfsartscasemanager en de inhoud van de opgedragen taken bepalen de verhouding tussen bedrijfsarts en casemanager. Daarmee is bepaald in hoeverre de casemanager medische gegevens mag verwerken, mag werken in het bedrijfsgeneeskundig dossier en welke informatie bedrijfsarts en casemanager met elkaar en met de werkgever mogen uitwisselen.
De werkrelatie tussen bedrijfsarts en casemanager kan zijn:
A. De casemanager werkt onder verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts
of
B. De casemanager werkt onder verantwoordelijkheid van een derde, meestal de werkgever of namens deze in opdracht van een arbodienst, verzuimbureaus of verzekeraar”
“Een casemanager werkend in opdracht van de werkgever is gelijk te stellen met de werkgever. Hij is een derde wanneer het gaat om de relatie bedrijfsartswerknemer. Deze casemanager heeft geen toegang tot het bedrijfsgeneeskundig dossier van de werknemer. Op grond van de regels inzake het beroepsgeheim wisselt de bedrijfsarts met deze casemanager uitsluitend die noodzakelijke informatie uit die hij ook met de werkgever mag uitwisselen.”
Kort samengevat mag een casemanager die bij of rechtstreeks in opdracht van een werkgever werkt net zo weinig weten en verwerken als de werkgever. Om werkhervattingsafspraken te kunnen maken heeft ook de casemanager altijd eerst een advies van de bedrijfsarts nodig. Dit raakt in principe alle casemanagers die niet in taakdelegatie van een bedrijfsarts werken.
Tweedeling in arbodienstverlening; op zoek naar ruimte in samenwerking
Onder druk van de AP ontstaat er een tweedeling bij arbodienstverleners. Een deel van de verzuimbegeleiders maakt de keuze verder te gaan als arbodienst. Zij starten het certificeringstraject en laten hun casemanagers onder taakdelegatie van een bedrijfsarts werken. Dat is geen makkelijke oplossing maar biedt wel kansen voor een vruchtbare samenwerking. Niet alleen intern maar ook met werkgevers die nauwere samenwerking met arbodiensten zoeken om grip op het verzuim te kunnen houden.
Het andere deel van de arbodienstverleners wacht nog even af en ziet de ruimte voor begeleiding steeds verder afbrokkelen. Zelfstandig afspraken maken, adviseren over interventies, toetsen van verloop, bedrijfsartsen aansturen met scherpe vraagstellingen; het is eigenlijk niet meer mogelijk. Zowel werkgevers als arbodienstverleners die op de oude voet verder gaan lopen een reëel risico. Er is maar één klacht van een ontevreden werknemer nodig om een AP-onderzoek op te starten. Kijk maar naar Abrona!